Ik hoor steeds mensen om mij heen zeggen dat ze Advent de mooiste tijd van het jaar vinden. Mooier nog dan het kerstfeest. Dat vind ik wel bijzonder. Het verlangen naar, het hopen op, het uitzien naar is blijkbaar fijner dan de vervulling van het verlangen.
Zoals de weg belangrijker is dan het doel. Mensen die op pelgrimage gaan, ervaren dat zo.In een boekje van Dolf Coppes las ik: ‘’mensen zonder verwachtingen zijn reddeloos. Het is misschien het meest menselijke van alles: te verwachten dat er opnieuw veiligheid en geborgenheid en vrede zal komen.’’
En dat geldt voor een individueel mens maar ook voor de wereld waarin wij leven. Hoop doet ons leven. Het verlangen naar een wereld waar zwaarden zijn omgesmeed tot ploegscharen.
Ondanks alle ellende die op ons afkomt vanuit de hele wereld, blijven geloven in vrede en recht. Want zonder het visioen verwildert het volk, staat in het boek Spreuken geschreven. Advent is het vertrouwen dat er na het donker weer licht zal komen.
Vaclav Havel schreef er ook zo mooi over:
Diep in onszelf dragen wij hoop;
Als dat niet het geval is,
is er geen hoop.
Hoop is een kwaliteit van de ziel
en hangt niet af van wat er in de wereld gebeurt.
Hoop is niet
voorspellen of vooruitzien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
verankerd voorbij de horizon.
Hoop in deze diepe en krachtige betekenis
is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat,
of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft.
Hoop
is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet omdat het kans van slagen heeft.
Hoop is niet hetzelfde als optimisme;
evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen.
Het is de zekerheid
dat iets zinvol is
onafhankelijk van de afloop,
onafhankelijk van het resultaat.